Het Vlaams Belang is niet te spreken over het gebrek aan waardering voor de rol van preventie-adviseurs op school. “Alle partijen die naar eigen zeggen prioritair belang hechten aan de veiligheid en het welzijn in het onderwijs, moeten nu toegeven dat de opvolging te wensen overlaat”, zegt Kamerlid Ellen Samyn (Vlaams Belang). “Een globale weergave en plan van aanpak inzake diegenen die instaan voor preventie tegen een onveilige schoolomgeving, tegen ongewenst gedrag, tegen pesten, tegen allerhande misbruiken… Het lijkt de bevoegde ministers niet te interesseren.”
Het belang van preventieadviseurs is tijdens deze coronacrisis al meermaals in de dagelijkse praxis op school aangetoond. “Ook bij de opstart van het nieuwe schooljaar wordt van overheidswege een doorslaggevende rol voor veiligheidspreventie-adviseurs weggelegd in de lokale corona-risicoanalyses en de verdere opmaak van preventieplannen”, aldus Samyn. Daarnaast heb je ook preventieadviseurs voor psychosociale aspecten, zoals bij gevallen van grensoverschrijdend gedrag, geweld of pesterijen. “Deze deskundigen kunnen klachten zoals stress, burn-out… snel detecteren en adequate oplossingen zoeken, geen onbelangrijke taak gezien de alsmaar grotere druk op het onderwijsveld.”
De veiligheid en het welbevinden van onze kinderen binnen en buiten de schoolmuren moet voor het Vlaams Belang een absolute prioriteit zijn. Daarom is het volgens de partij nodig om de werking en inzet ervan globaal op te volgen. “Vroeger dienden de jaarverslagen van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk naar de federale overheidsdienst Welzijn op het Werk opgestuurd te worden, maar sinds 2018 hoeft dit niet meer”, vervolgt Samyn. “Nu moeten ze enkel bijgehouden worden, in het geval inspectiediensten ze opvragen. Heel wat scholen zien de verslagen als een last, maar toch zijn ze een leidraad om preventie te sturen en op te volgen. Waarom kunnen ze niet digitaal worden ingediend? Maar zelfs op mijn vraag hoeveel preventieadviseurs er nu eigenlijk in ons onderwijs actief zijn, moest minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) het antwoord schuldig blijven.”
“Ministers houden zich van de domme en wijzen naar elkaar, terwijl het welbevinden en de veiligheid op school een absolute prioriteit zou moeten zijn.”
Vlaams Parlementslid Jan Laeremans (Vlaams Belang) had al eerder gelijkaardige vragen gesteld aan Vlaams minister van onderwijs Ben Weyts (N-VA). “Helaas was het antwoord daar identiek. Ook in Vlaanderen weet men niet hoeveel preventieadviseurs in het onderwijs actief zijn”, aldus Laeremans. “De Vlaamse Onderwijsinspectie controleert in de scholen wel bepaalde zaken rond veiligheid en welzijn, maar desondanks weet men op overheidsniveau te weinig over de inzet van preventie-adviseurs en over hun concrete werking. We weten dus ook niet wat we exact verder kunnen verbeteren aan hun inzetbaarheidsgraad, hun arbeidsomstandigheden en verdere professionalisering. Weyts schuift vandaag in de media alweer de last op de rug van de preventieadviseurs: zij moeten de klassen in het oog houden, dat is beter dan CO2-meters. Maar dan moeten die mensen ook wel een statuut krijgen en voldoende uren.”
“De beide ministers houden zich van de domme en verwijzen beide naar hun collega op het andere bestuursniveau”, besluit Samyn. “Als voorbeeld van mislukt ‘samenwerkingsfederalisme’ kan het wel tellen. Binnen enkele dagen gaat het nieuwe schooljaar weer van start. De manke staatshervorming – preventie is federale materie, onderwijs wordt door de gemeenschappen georganiseerd – mag geen excuus zijn om veiligheid op school niet centraal te stellen. Vlaanderen moet het heft in eigen handen nemen.”